In het jaar dat ik eindexamen HBS moest afleggen, kreeg ik een oproep om aan een officierskeuring deel te nemen. Geen idee wat het allemaal behelsde, maar gedurende de dagen dat ik in Amersfoort verbleef werd ik aan allerlei testen en opdrachten blootgesteld. Leuke en minder leuke. Een soort rugby spel, leiding geven aan een peloton bij een(denkbeeldige) rivier oversteken, door een autoband klimmen op ooghoogte, een klassieke stormbaan etc. Allemaal goed te doen voor een getraind iemand als ik die veel aan judo deed.

Maar toen kwam die ondergrondse test. Traumatisch! Klep open, de kuil in, klep dicht. Zie maar zelf de uitgang te vinden in het pikkedonker. Toch niet helemaal duister als de nacht merk je als je ogen een beetje zijn gaan wennen in de duisternis. Je ziet ergens een sprankje licht. En dan komt het. Je moest niet de fout begaan door op het licht af te gaan want daar werd je kruipweg verspert door een traliehek.  Het licht gaf je valse hoop. Je weer moest terugkruipen om een andere weg te vinden.(*) Bij het tikken van dit kleine stukje bekruipt me nog steeds dat nare panische gevoel dat toesloeg en dat ik, nu ik 82 jaar ben, nog steeds niet te boven ben gekomen. Ik kan nog steeds niet naar documentaires kijken over speleologen die door nauwe ruimtes kruipen. Op de een of andere manier blijven die emoties haken aan het verleden terwijl mijn verstand zegt dat er geen gevaar meer is want voor geen goud zal ik me nog een keer bloot stellen aan een dergelijke oefening. Mijn lijf blijft zich die paniek herinneren, ook nog na al die jaren. Mijn emotionele brein leert kennelijk deze angstgevoelens nooit af en kunnen op elk onverwacht moment worden gereactiveerd. Het lijkt er op dat mijn cognitieve brein niet in contact kan komen met dat emotionele brein die gebrandmerkt is door die nare ervaringen. De situatie lijkt op een baasje die zijn valse hondje niet onder controle heeft die lief een aardig doet maar op zijn moment  gewoon in kuiten gaat bijten.

En dat onverwachte moment kwam zonder dat ik het in de gaten had. Netvliesloslating bracht me in het ziekenhuis en een aankomende dokter kwam praten over de soort anesthesie  die ze wilde gebruiken. Algehele narcose of plaatselijke verdoving. Medisch handelen schrikt me niet meteen af dus plaatselijke verdoving dan maar en dat ging allemaal goed, zelfs de komst van een lange wat gebogen naald die onder mijn oogbal naar binnen werd geduwd (retrobulbaire verdoving). Maar zonder enige afspraak gingen de behandelaren  mijn handen fixeren. Ik voelde me klem zitten, voelde me opgesloten en begon ineens te schoppen en te slaan om maar uit de greep van van die fixatie te komen.

Alles moest opnieuw maar nu onder algehele narcose.

Geen goed gesprek(geen goede voorlichting) dus vooraf gehad met die nog jonge dokter en boos op mezelf dat ik onvoldoende had doorgevraagd wat hun techniek nu precies inhield.

Ik weigerde dus voor een ander medisch probleem om in de MRI plaatst te nemen. Nee, dat was de enige mogelijkheid en ik werd gerustgesteld dat ik voldoende kalmerende middelen zou krijgen om dat onderzoek te doorstaan.Opnieuw ja gezegd maar op le moment supreme stond ik daar ontkleed en weigerde dat glinsterende hol in te kruipen. De kalmerende middelen hadden totaal geen vat op de paniekaanval die ik kreeg en zei dat ik naar huis ging zonder onderzoek.Maar de verpleegkundigen waren ook niet voor een gat te vangen. U bent met uw vrouw gekomen zag ik. Inderdaad Annemiek zat ik de wachtkamer tot ik klaar was en werd nu door die zuster naar binnen geloodst om mij te overtuigen niet naar huis te gaan. Zij zou vlak bij mijn hoofd gaan zitten als het onderzoek gedaan werd en met knikkende knieën en een hart dat bonkte als van een afrikaanse trom kroop ik in dat metalige konijnenhol. En Annemiek deed iets wat alleen Annemiek kon: ze zette haar bloes open en pakte mijn hand om die op haar blote borst te leggen. Zo heb ik dat onderzoek kunnen doorstaan. Als een klein verschrompeld bang jongetje dat troost vond aan moedersborst terwijl de magnetische resonantie rondom mij te keer ging en keurig aantoonde dat de halsslagader nog niet dramatisch was vernauwd.

(*) dit voorval hen ik uitvoerig beschreven in “Ongedachte belevenissen”. Hoofdstuk 18 Uitgeverij TIC